En u?
[Theresianenstraat, ed
Gent]
Vorige week ging ik naar de tweede editie van het filmfestival Deaf in the Picture in Amsterdam. Ik was een paar jaar geleden al op de eerste editie en dat was me zo goed bevallen dat ik er nu zeker weer bij wou zijn. Het was gezellig. Goede films gezien en minder goede films gezien, remedy maar dat is voor een uitgebreider verslag (check de volgende Dovennieuws als je meer wil lezen).
Bij aankomst op het festival kreeg ik een folder met informatie en het programma. Op die folder stonden ook de sponsors vermeld. Drie dovenscholen (!), nurse Tolknet, Woord & Gebaar, doof.nl en nog enkele anderen, alsook Cochlear, één van de wereldleiders op vlak van cochleaire implantatie en een miljardenbedrijf. “Waarom in godsnaam zou Cochlear een Doof filmfestival willen sponsoren?”, dacht ik onmiddellijk. Natuurlijk, om hun invloed uit te breiden, hun naam te tonen, en waarschijnlijk ook gewoon omdat ze ongelooflijk veel geld hebben, geld dat Deaf in the Picture waarschijnlijk best wel kon gebruiken. Ik schonk er verder geen aandacht meer aan, al bleef ik het raar en onrustwekkend vinden.
Mijn vrees bleek terecht te zijn. Zaterdagavond was er een vertoning van Sound and Fury I en II. De eerste film dateert van 2000 en vertelt het verhaal van de familie Artinian. Peter en Chris zijn broers en zonen van horende ouders. Peter is doof en getrouwd met een dove vrouw. Ze hebben drie dove kinderen. Chris is horend en getrouwd met een horende vrouw (CODA). Eén van hun kinderen (op het moment van de eerste film 1,5 jaar oud) is doof. In de eerste film beslissen Chris en zijn vrouw hun zoontje te laten implanteren. De Dove ouders van zijn vrouw zijn tegen maar leggen zich uiteindelijk noodgedwongen bij de beslissing neer. Heather, de dochter van Peter, is op het moment van de eerste film zes jaar oud. Haar grootmoeder zet haar onder druk om ook een CI te nemen en Heather deelt die wens mee aan haar ouders. De grootouders zetten Heather’s ouders vervolgens onder grote druk. Toch beslissen Peter en zijn vrouw -na veel gesprekken met andere ouders, na het zien van kinderen met een CI en na ernstige overwegingen- om hun dochter niet te laten implanteren, omdat ze perfect is zoals ze is en een goede taalontwikkeling heeft in ASL. De grootouders (vooral de dominante grootmoeder) nemen hen dit zeer kwalijk en beschuldigen Peter en zijn vrouw van kindermishandeling. Het conflict mondt uit in een zware familievete en op het einde van de eerste film beslissen Peter en zijn vrouw naar Maryland te verhuizen, waar een grote Dovengemeenschap is en waar hun drie kinderen worden ingeschreven in een Dovenschool die ASL gebruikt. Drie jaar lang heeft de familie geen contact. Zo eindigt de eerste film (die trouwens in 2001 genomineerd werd voor een Oscar voor Beste Documentaire).
Josh Aronson, de regisseur van de film, kreeg veel vragen van mensen die zich afvroegen hoe het met de familie afgelopen was, en ging hen zes jaar later weer opzoeken. Dat resulteerde in de tweede film: “Sound and Fury: six years later”. Ik zat in de filmzaal vol spanning te wachten hoe het zou afgelopen zijn met de twee families. De film begint echter met de ontstellende boodschap dat de familie van Chris (met de dove baby) niet wenste mee te werken aan de vervolgfilm, maar “dat alles goed met hen gaat”. Mijn mond viel open van verbazing. Zien wij er dom uit ofzo? Denken ze nu echt dat ze ons alles kunnen wijsmaken?
De tweede film gaat dus volledig over de familie van Peter. Tot mijn grote verbazing bleken ze gezwicht voor de druk van de grootouders: niet alleen Heather had ondertussen een CI, maar ook haar twee jongere broers én haar moeder. Ook was de familie terug verhuisd en vlakbij Chris en de grootouders gaan wonen (die hen nochtans uitgemaakt hadden voor kindermishandelaars). De tweede film toont Heather die naar een horende school gaat, in een horend basketbalteam zit, samen met haar horende broers logopedie volgt, wandelingen maakt en samen kookt met haar grootmoeder (die zegt dat het toch zo makkelijk is dat ze Heather kan roepen terwijl die met haar gezicht naar haar gekeerd staat omdat ze een bord zoekt in de kast – een steeds weerkerend verhaal trouwens bij het CI: makkelijk om kinderen te roepen zodat je niet steeds al die moeite moet doen om hen aan te tikken). De film toont gezellige beelden van de hele familie die weer samen is, en tussen de lijnen kan je lezen: “en dat allemaal dankzij het CI”. Iedereen aangepast aan de visie en het wereldbeeld van de grootmoeder. Het tweede deel van de film is bijna volledig in het gesproken Engels (op de getuigenissen van Peter en zijn vrouw in ASL na).
Ik werd er misselijk van. Dit was geen documentaire meer, dit was gewoon een promofilm voor Cochlear. En ja hoor, na de generiek werd Cochlear vermeld als één van de sponsors van de film. Natuurlijk. En het was nog niet afgelopen. De organisatoren van Deaf in the Picture wilden een discussie opstarten over de film. Maar dat liep helemaal uit de hand. Als eerste kwam er een jongen naar voor die zelf een CI had. Hij was positief over beide films en zei dat het een mooi beeld gaf van een tweetalige familie (huh?). Daarna begon hij een oeverloze uitleg over dat “horen” en “verstaan” iets heel anders betekent (ook met een CI). Waarop er een man naar voren kwam die een afgevaardigde van Cochlear bleek te zijn. Hij wou feedback van het publiek over de film en kreeg van de organisatoren alle tijd om z’n zeg te doen. Ze zaten dus tot in de zaal, de mensen van Cochlear! De discussie weidde volledig af naar de vraag of je met een CI al dan niet kan telefoneren, maar aan de kernvragen werd niet geraakt (waar is de grens tussen documentaire en promotiefilm? Welke financiële belangen heeft Cochlear bij deze film? Hoe kan de Dovengemeenschap de media gebruiken op dezelfde manier als Cochlear dat doet?)
Niemand van de mensen die naar voren trad kwam erop de film te kaderen, en het onderscheid te maken tussen een documentaire en een promofilm. Ook de organisatoren van Deaf in the Picture deden dat niet en maakten daardoor volgens mij een onvergeeflijke fout omdat er zeker mensen waren die zich van dat onderscheid niet bewust waren. En dat ze Cochlear uitnodigden daar… Ik kan er niet bij. Ik kon alleen denken: “Jullie zijn hier NIET welkom. Ga weg.” Maar het bleek al te laat te zijn. Ik ben er niet tegen dat ze de tweede film tonen. Ik ben er wél tegen dat ze geen enkele moeite deden om de film breder te kaderen, en dat ze om het nog erger te maken Cochlear een podium gaven.
Ik keerde met gemengde gevoelens terug naar huis. Dit was geen Doof filmfestival meer. Dit was een uitgelezen kans voor Cochlear om nog maar eens hun eenzijdige boodschap te verspreiden. En bijna niemand die het merkte.
Deze kortfilm ging in première op het Deaffest festival in Wolverhampton en was bij de vier genomineerde ‘Best UK Films’.
Leave a Reply