Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, hospital maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, clinic
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, hospital maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, clinic
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, ed
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, and
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, website like this
wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, hospital maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, clinic
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, ed
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, and
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, website like this
wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, buy more about
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, hospital maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, clinic
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, ed
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, and
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, website like this
wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, buy more about
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, viagra maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen hem, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, hospital maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, clinic
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, ed
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, and
kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, website like this
wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, buy more about
maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen haar zoon, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Gisteren praatte ik met een horende mama van een dove zoon (nu 9 jaar). De mama is iemand die alles, viagra maar dan ook alles wat ze weet over haar kind zelf heeft moeten uitzoeken. Die daar heel hard voor gewerkt heeft.
Toen haar zoon geboren werd, kreeg ze letterlijk te horen “we gaan hem implanteren en het is opgelost”. Tot hij 6 jaar (!) was, wist ze niks over gebarentaal, dove mensen of ook maar iets wat haar haar zoon beter zou doen begrijpen.
Op een bepaald moment merkte ze dat ze er nooit in slaagde iets op een lieve manier te zeggen tegen hem, omdat ze steeds moest roepen en duidelijk articuleren. Nogal moeilijk om dat op een lieve manier te doen. Ze ging op zoek op internet, en vond gebarentaal. De cursus van Fevlado zat vol. Dan maar een jaar gewacht, en begonnen. En daarna de tolkenschool. Op de thuisbegeleidingsdienst hadden ze haar altijd gezegd dat gebarentaal niet nodig was. “Hij hoort toch?”
Haar zoon gaat nu naar het horend onderwijs en ziet niet zo heel veel andere dove kinderen, al doet ze haar best om hem zoveel mogelijk in contact te brengen met andere dove kinderen, en met dove volwassenen. Ze zei me “als er andere dove mensen bij zijn, verandert er iets aan hem. Ik kan dat niet uitleggen, maar vanbinnen in hem verandert er iets.”
Een Deafhood-zaadje dat in hem zit sinds zijn geboorte en telkens als hij dove mensen ziet, zichzelf kan zijn, water krijgt en groeit?
Haar zoon heeft één apparaat en een CI. Hij doet het daar ok mee, maar ze zei “ik ben pas echt bij mijn zoon als hij die apparaten uit heeft. Als hij ze aan heeft is hij … ik weet niet … iemand anders. Ik ben het dichtst bij hem als hij ze niet in heeft. Dan weet ik: dit is mijn zoon.”
Ik word daar even stil van.
Waarom laten we dove kinderen niet zijn wie ze zijn?
Vorige week werd de nieuwe beheersovereenkomst 2012-2016 tussen de Vlaamse overheid en de VRT bekend gemaakt. Onder punt 6.1.2.2. “Diversiteit en doelgroepenbeleid” staat te lezen dat de VRT haar aanbod ook “toegankelijk” moet maken voor personen met een “auditieve/visuele beperking”, symptoms
en daartoe o.a. het volgende aanbiedt:
Gebarentaal: het journaal van 19u en het Ketnet-journaal worden via het open internet met gebarentaal aangeboden binnen het jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. Dit signaal wordt ook digitaal aangeboden aan de distributeurs die die service ook via interactieve digitale televisie kunnen verspreiden. Het weekoverzicht van het Ketnet-journaal wordt via TV met gebarentaal aangeboden binnen het jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
De Vlaamse Dovengemeenschap pleit al jaren voor “VGT op de VRT”. Het was ook één van de eisen van de petitie die DAF in 2004 startte.
The Belgian negotiators reached an agreement today on Brussels-Halle-Vilvoorde, link but the Flemish Deaf community has its own milestone.
Today, tadalafil the Flemish government was sentenced for the second time in two years for discrimination of deaf students in secondary education. The government is guilty of refusal of reasonable accommodations for deaf students (in the form of enough interpreting hours) – a legal form of discrimination. With this sentence, viagra the Court of Appeal has reaffirmed the 2009 sentence of the first Court in Ghent.
The case was submitted in 2009 by four deaf parents of deaf children, supported by the Flemish Deaf Association Fevlado. They were assisted by the Brussels law firm Stibbe, which has taken on this case on a pro bono basis.
In August 2009, the Flemish government entered an appeal against this sentence not because they thought the parents’ demands were unreasonable, or more interpreting hours were not within their budgetary possibilities (at least they didn’t say that officially), but because, so they said, “there were not enough interpreters” to provide more interpreting hours. This was their claim in 2009, and they repeated the very same argument in 2011, in Higher Appeal.
The judge in Higher Appeal could see right through it and did not follow their argument. The court clearly states that the Flemish government’s position of suggesting that the “shortage” of interpreters is an external reality outside their sphere of influence is nonsense and that in reality, the cause of the so-called “shortage” lies with the Flemish government itself. Indeed, there effectively are enough people with an interpreter qualification in Flanders (about 282 certified interpreters). The problem is they have troubles to effectively work as interpreters in education because of job insecurity (low amount of interpreting hours funded by the government), the by the government enforced “self-employed” statute, the low wage and the administrative overregulation. Add to this the fact that many interpreters are women who also have to cope with the combination work-family, and that the training does not fully equip them to learn how to make the best out of their “self-employed” status, and you get the full picture.
It will be interesting to see the reaction of the BVGT (the Flemish interpreter association), since this is a crucial case for them and their profession, right at the heart of their interests (higher wage, better working conditions, more job security).
The government also stated that if the three students concerned would receive more interpreting hours, the other deaf students would be victims of this. This was also refuted by the judge, stating that the government need to provide equal treatment of persons with an equal “handicap” and that the mere supposition that because of this more students would be entitled to more interpreting hours, does not mean this would be an unreasonable accommodation.
The judge also stated that this case is first of all a case of social justice, and that the government also needs to be aware that the costs now (when providing deaf students truly equal access to education) are nothing compared to the costs in the long term when they maintain the status-quo: low-educated and/or unemployed deaf adults, deaf adults with mental health problems, and, as a result of this: deaf adults living on social security and other allowances.
It is also equally important to realise that Flemish deaf students, if they want to obtain a diploma which allows them to enter higher education, have no other choice than to go to a mainstream school. There is no alternative. That the Flemish government does not offer these students any other choice (e.g. sign language medium secondary education) is one thing, but that they force deaf studens to sit in a classroom where most of the time they don’t have a clue what’s going on, is criminal. According to Tove Skutnabb-Kangas, such a situation where the language of instruction is incomprehensible, even amounts to no education at all.
With this sentence, the judge in higher appeal has firmly reminded the Flemish government of the engagement they undertook when ratifying the UN Convention on the Rights of Persons with Disabilities in July 2009. Although the case was primarily based on the Flemish decree on Equal opportunities and Equal treatment, which was adopted in 2008, this is also a case where the UNCRPD, although a “disability convention”, offers a pathway for social and language justice for deaf people.
The struggle of the Flemish Deaf Association for equal access to secondary and higher education for deaf children and students has hopefully reached an end. It is only one of the many battles the association needs to fight to change policy linked to Deaf education. Let’s hope this case is a precedent and deaf students can finally access secondary education through their mother tongue.
Maybe Pascal Smet, the Flemish minister of Education, needs to make some time to listen to the wise words of the American abolitionist and statesman Frederick Douglass: “It is easier to build strong children than to repair broken men.”
Leave a Reply